53
Als een waanzinnige racete Jan door de straten, door een rood licht en op een haar na tegen een vrachtwagen die hij zou hebben geramd als de chauffeur niet op het laatste moment was uitgeweken. Begeleid door het getoeter van andere automobilisten vloog hij door de voormalige arbeiderswijk, ontweek voorbijgangers op zebrapaden en zette zijn leven op het spel toen hij ondanks de tegenliggers een truck met oplegger inhaalde. Het was hem allemaal om het even. Carla was in gevaar. Hij moest naar haar toe en elke seconde telde.
Toen hij eindelijk bij het oude Astoria aan de rand van de stad aankwam, stopte hij achter een lage, rode sportwagen voor de ingang en stormde het gebouw binnen.
De oude man achter de ontvangstbalie schoot geschrokken overeind. Naast hem klonk zachte muziek uit een oeroude transistorradio.
‘Goeie God, u had me misschien wel…’
‘Carla Weller,’ schreeuwde Jan. ‘Is die hier?’
‘Wie bent u?’ vroeg de oude man, en hij kneep zijn ogen achter zijn dikke brillenglazen tot spleetjes.
Jan sloeg met zijn vlakke hand op de balie. ‘Verdomme, welke kamer! Het is een noodgeval!’
‘K-kamer negentien,’ stamelde de man en hij wees naar het trappenhuis. ‘Eerste verdieping en dan linksaf. De lift is kapot.’
Jan holde met twee treden tegelijk de trap op, duwde de klapdeur naar de gang open en zocht de kamernummers af. Bij kamer 19 bonkte hij met zijn vuist tegen de deur.
‘Carla, ben je daar? Ik ben het, Jan! Doe open, Carla!’
Vanbinnen was de verblufte stem van een man te horen, maar niemand deed open.
‘Doe open!’ brulde Jan. ‘Doe verdomme de deur open!’
‘Wie is daar?’ Dezelfde mannenstem.
‘Doe open of ik trap de deur in!’
‘Rustig, rustig,’ riep de man vanuit de kamer. Hij klonk geschrokken en onzeker. ‘Ik kan alles uitleggen!’
Op hetzelfde ogenblik hoorde Jan nog een tweede stem. Ze stootte vreemde, gedempte geluiden uit, die klonken als kokhalzen. Het was de stem van een vrouw.
De stem van Carla!
Jan gooide zich tegen de deur en toen dat niets uithaalde, schopte hij ertegen. Al bij de tweede poging versplinterde het goedkope gefineerde hout en toen Jan er nog een keer tegen schopte, vloog de deur open.
Jan stormde de kamer binnen en bleef het volgende moment als aan de grond genageld staan. Hij voelde zich duizelig worden. Hij kon niet geloven wat hij zag.